Inhoud:
Voorwoord
Dinsdag 8 juni, Schiphol via Londen naar Calgary
Woensdag 9 juni, Calgary - Banff
Donderdag 10 juni, Banff via Icefields Parkway naar Jasper
Vrijdag 11 juni, Jasper - Clearwater
Zaterdag 12 juni, Clearwater - Wells Gray Provincial Park v.v.
Zaterdag 13 juni, Clearwater - Ashcroft
Maandag 14 juni, Ashcroft - Whistler
Dinsdag 15 juni, Whistler - Nanaimo
Woensdag 16 juni, Nanaimo - Tofino
Donderdag 17 juni, Pacific Rim National Park
Vrijdag 18 juni, Tofino - Victoria
Zaterdag 19 juni, Victoria - Vancouver Burnaby
Zondag 20 juni, een dagje Vancouver
Maandag 21 juni, Vancouver - Oliver (bij Osoyoos)
Dinsdag 22 juni, Oliver - Oyama
Woensdag 23 juni, Oyama - Revelstoke
Donderdag 24 juni, Revelstoke - Balfour
Vrijdag 25 juni, Balfour - Fort Steele
Zaterdag 26 juni, Fort Steele - Lake Louise
Zondag 27 juni, Lake Louise - Moraine Lake v.v.
Maandag 28 juni, Lake Louise - Yoho NP en Emerald Lake v.v.
Dinsdag 29 juni, Lake Louise - Calgary
Woensdag 30 juni, van Calgary via Toronto naar Schiphol
|
Voorwoord
Vijf jaar na een fantastische reis door acht staten in Noord-Amerika, gaan wij, Ton en Ria, met onze vrienden Tiny en Wim
weer eens aan de andere kant van de Atlantische Oceaan kijken. Nu is Canada het reisdoel, de westelijke staten Alberta en
British Columbia, inclusief Vancouver Island. We maken een rondreis met een camper. Internet, brochures, besteld via de websites
www.HelloBC.com en www.travelalberta.com,
en de Lannoo reisgids West-Canada verschaften ons de nodige informatie. Vliegreis, camper en hotel boekten we bij Travelhome en na een infodag en bezichtiging van een camper kunnen we ons er al een
klein beetje voorstelling van maken hoe de werkelijkheid zal worden. Nu gaan we dat ervaren.
Terug naar overzicht
Dinsdag 8 juni, Schiphol via Londen naar Calgary
Met de kriebels in ons buik staan we om 7.30 uur op. Als Tiny en Wim er zijn brengt buurman Theo ons naar Schiphol, een kwartiertje
rijden. Het is 10.00 uur. Tijd te over, onze vlucht vertrekt pas om 13.40 uur. Maar ja, al die controles tegenwoordig....Na
het inchecken halen we in het grenswisselkantoor Canadese dollars en travellercheques. Bij wijze van attentie krijgen we
een mini-EHBO-setje cadeau. Vreemd, want er zit een schaartje in en dat zijn toch verboden attributen op een vliegreis.
Ik zie er met of zonder schaartje vast erg verdacht uit, want bij de veiligheidscontroles wordt ik twee keer gefouilleerd.
Over het schaartje wordt niet gerept. Ton krijgt te horen, dat zijn statief niet mee mag als handbagage. Een potentieel moordwapen.
Dat moet bij de andere bagage. Dus terug naar de incheckbalie en het ding afgegeven. Dat gaat niet zomaar, want het moet
wel ergens in. Gelukkig hebben we nog een dagrugzakje bij ons en daar wordt het statief in verpakt. Stevig dichtgebonden
met tape, maar het steekt er wel uit. Als dat maar goed gaat!
Als we bij de gate zijn duurt het nog een hele tijd voordat het toestel van BMI, dat ons naar London Heathrow zal brengen,
arriveert. Eindelijk om 13.30 uur is er een snelle boarding en een kwartiertje later gaan we de lucht in via de Kaagbaan
en zien onze woonomgeving heel duidelijk liggen. Om 13.30 uur Greenwich Time, dus na ¾ uur vliegen, landen we op Heathrow.
Het is 30 graden in Londen! In een bus zigzaggen we over het airport naar International Connections.
Onze vlucht naar Calgary staat voor 16.45 uur gepland. In een snoeihete lounge met winkeltjes en Starbucks overbruggen we
de tijd. De Boeing 767 van Air Canada taxiet precies op tijd weg, maar er staan files op de startbanen en veertig minuten
later gaan we pas de lucht in. Door een dun laagje bewolking zien we Engeland en Ierland liggen. En dan gaat het over het
grote sop langs IJsland richting Groenland. Air Canada krijgt van ons een hoog cijfer, want de grotere beenruimte vinden
we erg prettig, het personeel aardig en het eten is goed.
Groenland zien we vanaf 11.000 meter hoogte glashelder. Schitterend! De besneeuwde bergen, gletsjers, morenes en ijsmeren
zijn bijna tastbaar. Later vliegen we over een ijszee met enorme schotsen en over de Hudson Baai. Na een relaxte vlucht landt
het toestel om 19.15 uur op Canadese bodem.
Calgary heeft mooi weer voor ons in petto. We zijn snel door de `customs´ en de bagage komt in rap tempo van de band. Het
statief zien we nergens, maar achter de band blijken nog spullen op een kar te staan met `moeilijke stukken´ als buggy´s
e.d. Gelukkig is daar ook ons rugzakje bij.
Na een telefoontje naar Travelodge komt er een busje om ons naar het hotel te brengen. Dat ziet er goed uit en de ontvangst
is vriendelijk. Hoewel we erg moe zijn, gaan we toch nog even naar boven om foto´s te maken van Calgary, dat baadt in het
gouden licht van de laagstaande zon. De besneeuwde Rocky Mountains op 80 km afstand zijn goed zichtbaar. Als we om 21.30
uur naar bed gaan, is het voor ons al 5.30 uur in de ochtend.
Terug naar overzicht
Woensdag 9 juni, Calgary - Banff
Om 2.45 uur zijn we klaarwakker. O, wat zijn we lekker aan het jetlaggen. Na wat hazenslaapjes staan we om 7 uur op. Het
is prachtig weer. Travelodge verzorgt een prima ontbijtbuffet met alles erop en eraan en we gaan eventjes op de `Noord-Amerikaanse
toer´ met fried potatoes, bacon, scrambled eggs en french toast met maplesyrup. Vers fruit, jus d´orange en koffie erbij.
We zitten mudje en kunnen er voorlopig tegenaan. Nu wordt het menens: we gaan de camper ophalen!
We hebben een Early Bird (ophalen tussen 9.00 en 12.00 uur) gereserveerd, en thuis telefonisch afgesproken, dat we meteen
om 9.00 uur de camper kunnen ophalen. Cruise Canada ligt naast Travelodge. Op één van de vele campers staat onze naam, maar
hij lijkt ons wel erg groot en dat klopt. De gereserveerde C 27 camper is niet voorhanden is en we krijgen een C 30 voor
dezelfde prijs. En daar hebben we natuurlijk geen bezwaar tegen. Ideaal, ruim negen meter lang, veel ruimte, een Ford V10
motor en een generator. Voor we ermee op pad gaan, moeten we een instructiefilm bekijken en voeren we met een medewerkster
een controle check uit, aan de buitenkant en in de RV. Er ontbreekt wat aan het bestek en krijgen dat aangevuld. Ook vragen
we extra persoonlijke uitrustingen om wat meer linnengoed te hebben. Het levert ons ook extra kussens en slaapzakken op.
Prettig, voor wat meer comfort en, indien nodig, meer warmte.
En daar gaan we. Ton en Wim zullen het sturen en kaartlezen dagelijks afwisselen. Onze eerste `rit´ is terug naar Travelodge
om de bagage op te halen. Vervolgens naar een Safeway om de camper te bevoorraden met de meest elementaire levensmiddelen
en eten voor een aantal dagen. We nemen een bonuspas, waarmee in elke vestiging korting kan worden gekregen. De spullen gaan
fluitend in de vriezer en de kastjes. Ruimte zat. Op de parkeerplaats eten we een broodje en gaan dan naar de West-Marlborough
Mall, waar we campingstoeltjes kopen, een bijltje om brandhout te hakken, een plastic kleedje voor op picknicktafels (erg
handig, want die zijn soms vies) en een thermoskan. Hollandse koffie, een filter en filterzakjes hebben we van thuis meegenomen,
evenals gesealde kaas. Onze rondreis kan beginnen. Al snel rijdt Ton met de camper of hij nooit anders doet.
Het is inmiddels 15.50 uur als we over highway 1 koers zetten naar Banff, o.a. langs het ijsstadion van de Olympische Spelen
van 1988. We naderen de bergen en zien veel grondeekhoorns. De zon schijnt en het landschap is mooi. Het wegdek is niet al
te best en de drie jaar oude camper, die al redelijk doorleefd is, trilt, schudt en rammelt dat het een lieve lust is. Vooral
de klep van de afzuigkap maakt flink herrie. Daar willen we snel iets aan doen.
Bij Canmore gaan we van de 1 af, want we zien een bord van donutketen Tim Hortons en willen koffie. We bewaren daar goede
herinneringen van de keren dat we in Ontario waren. Maar helaas, het is slootwater! Later horen we dat het samengaan met
de fastfoodketen Wendy´s daar debet aan is. Een op zichzelf staande vestiging van Tim Hortons is oké, maar zie je er één
gecombineerd met Wendy´s, kun je er beter aan voorbij rijden. Die ervaring hadden we ook al in Amerika met die keten. De
stank van oud frituurvet ruik je buiten al.
Canmore is een aardig plaatsje, fraai gelegen in Kananaskis Country tegen het decor van de Three Sisters. Bij de ingang van
het Banff National Park kopen we een National Park Pass,
89 dollar, waarmee we toegang hebben tot alle nationale parken. Niet veel later zijn we op camping Tunnel Mountain Village
bij Banff. Een prachtig, groot en goed verzorgd terrein
in een schitterende, deels besneeuwde, bergwereld. De RV´s staan in vakken langs groenstroken en elke plaats heeft elektra
en een picknicktafel.
Overal klinkt het snerpende fluiten van de parmantige grondeekhoorntjes die in en uit hun holletjes schieten. De zon schijnt
en de temperatuur is aangenaam. Voor het koken in de camper is een grote dosis improvisatie nodig. Bij de inspectie is het
ons volkomen ontgaan, dat er pannen missen en een magnetronschaal. Met één pan en een steelpannetje begin je niet zo veel
met z´n vieren. Bovendien zijn die niet erg schoon. Ook de kastjes hebben lang geen sopje gezien. Dat valt wel tegen, dus
poetsen. Maar we eten toch lekker in ons mobiele huisje voor de komende drie weken. Het spits is eraf, de eerste kilometers
zitten er op.
Calgary-Banff 140 km.
Camping Tunnel Mountain View in Banff, 26 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Donderdag 10 juni, Banff via Icefields Parkway naar Jasper
De camperbedden zijn oké, we slapen goed en staan om 6.30 uur op. Na wat regen is het droog met een beetje zon. Dat is beter
dan de voorspelling. Het is een eind lopen naar de douches, maar ze zijn prima. We willen zo min mogelijk douchen in de camper,
want de douchecel is handig als droogruimte en opslag voor van alles en nog wat. Wim zet koffie en zorgt voor het ontbijt.
Dat blijft de hele vakantie zo. We hebben allemaal zo onze taak. De ramen, die bepaald niet schoon zijn, knappen enorm op
van een wasbeurtje.
We hebben een lange dagrit voor de boeg. Bij vertrek gaan we eerst langs het dumpstation om afvalwater te lozen en vers water
in te nemen. Het is toch wel even puzzelen hoe dat moet. Maar deze bijna dagelijks terugkerende handelingen zullen snel routine
zijn.
Dan zetten we koers naar Jasper, via Banff. Dit populairste vakantieoord van Canada ligt mooi aan de voet van Sulphur Mountain.
Omdat het nog vroeg is, kunnen we de RV makkelijk kwijt op een camperparkeerplaats. Banff Avenue is leuk, met mooie winkels,
restaurants en galerieën, en met fleurige hanging baskets. We tanken en gaan richting Icefields Parkway. Van Banff tot Lake
Louise niet via de 1, maar over de parallel lopende en bochtige Bow Valley Parkway, omdat die rustige weg veel meer kans
biedt om wild te zien. Kort na Banff zien we dan ook de eerste elk of te wel wapiti, de indiaanse naam. Grote edelherten
met indrukwekkende geweien. Verderop moeten we om een grote groep bighorn sheep heen, die om één of andere reden fanatiek
aan het asfalt likken. Uitzichtpunten langs de weg bieden prachtige kijkjes op de Bow River en Valley, waar regelmatig enorm
lange goederentreinen doorheen denderen. En ook de blauw/witte luxe toeristische panoramatrein Rocky Mountaineer. We zien
meer herten en hopen vurig, dat we ook een beer zullen zien. De camera´s maken nu al overuren.
Bij Lake Louise, waar we op de terugweg een paar overnachtingen hebben gepland, rijden we door. Hier begint de Icefields Parkway, een 230 km lange panoramaweg in een indrukwekkende bergwereld
met gletsjers, rivieren en meren. Bij Hector Lake lunchen we op een mooie picknickarea. Het is er heerlijk stil. De hordes
muggen die ons als tankstation gebruiken, zijn echter niet zo geslaagd.
Na de fraaie Crawfoot Glacier stoppen we langs het, nog deels met ijs bedekte, Bow Lake. De witte bergen weerspiegelen in
het water. Helaas is het bewolkt. Uit een buslading Koreanen komt een vriendelijk stel dat heel graag de RV van binnen wil
bekijken. We laten het maar toe en ze zijn helemaal opgetogen. Hoe hoger we komen, des te meer sneeuwresten er liggen. De
natuurcampings zijn nog allemaal gesloten vanwege smeltwater. Bij Bow Summit, met 2068 meter de hoogste pas van de Icefields
Parkway, wandelen we naar de Peyto Lake Overlook. Over een smal pad, redelijk steil en deels besneeuwd, bereiken we het op
2115 meter hoogte gelegen punt vanwaar we een schitterend uitzicht hebben over het bijzonder blauw gekleurde Peyto Lake.
Uniek en mooi en daarom is het er nogal druk.
We vervolgen de weg langs de Mistaya River, stoppen bij diverse viewpoints en genieten van al het natuurschoon. Kort na de
2035 meter hoge Sunwapta Pass is ook de aanblik van de enorme gletsjers van het Columbia Icefield en de Athabasca gletsjer
bijzonder. Hoe mooi we het ook vinden, het trekt ons niet om met een snowcoach, een bus op enorme banden, een tocht over
de ijsvelden te maken om daar een stukje te lopen.
Opnieuw zien we dikhoorn schapen en ook een grote eland. Bij de Athabasca River en Falls zijn we beslist niet de enige bezoekers
die naar het donderde geraas van de snelstromende rivier en de stuivende watervallen kijken. Dan rijden we in één streep
naar Jasper in het Jasper National Park. Op de Whistler Campground, de enige die open is, krijgen we de waarschuwing dat
we ons bevinden in bearhabitat. En een ontmoeting met een wapiti is vrijwel zeker. De grote boscamping heeft weinig sanitaire
voorzieningen. We zijn helemaal selfsupporting. Ton is voor het eten lange tijd bezig met het herstellen van een lekkende
gootsteenafvoer in het keukenkastje. Maar verder is de camper comfortabel en werkt alles. Eigenlijk moet voor elk mankement
de verhuurmaatschappij worden ingeschakeld, maar voor zoiets simpels hebben we uiteraard geen zin in oponthoud. We doen makkelijk
en maken een éénpansmaaltijd. Wapiti´s grazen in de buurt en trekken zich niets van de kampeerders aan. Helaas regent het
en dat gaat steeds harder. De weersvoorspelling is slecht.
Banff - Jasper 292 kilometer.
Whistler Campground bij Jasper, 22 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Vrijdag 11 juni, Jasper - Clearwater
Na een hele nacht met regen is het maar 8 graden. De condens staat op de ramen. Omdat we geen zin hebben in verregende dagen,
laten we Jasper voor wat het is. Spijtig, want we hadden de omgeving graag gezien, maar met de laaghangende bewolking is
er niets aan. We gaan kijken of het in de buurt van Mount Robson beter is. Makkelijk dat we niets hebben gereserveerd. Net
buiten de Whistler Campground loopt een grote wapiti op de weg. In Jasper townsite kunnen we bij de kleine Robinson´s super
alles kopen wat we nodig hebben en vullen ook zowel de benzine- als de propaantank.
Weg 16 klimt meteen omhoog naar de Yellowheadpass op 1131 meter. Het water in de Fraser River staat hoog en is bruin door
de regenval. Plotseling zien we twee beren in de berm, maar kunnen helaas niet stoppen. Bij de grens Alberta/British Columbia
gaan we over op Pacific Time. De horloges gaan een uur terug. Het tijdsverschil met Nederland is nu negen uur.
Meteen rijden we het Mount Robson Provincial Park in. Door de lage bewolking en de onophoudelijke regen is ook daar geen
berg te zien. Wel prachtige meren, zoals Yellowhead Lake en Whitney Lake. Er wordt gewaarschuwd voor hoog water. Dan staan
er langs de weg auto´s stil. Bijna een garantie dat er wild te zien is. En ja, onder aan het talud scharrelt een grote zwarte
beer. In de remmen! Hij staat rustig gras en bloemen te eten, kijkt af en toe eens met een schuin oog omhoog en ziet in ons
geen bedreiging. De camera´s klikken, maar we zijn zeer alert, beren kunnen een aardig sprintje trekken.
Verderop stroomt de Fraser River door een brede bedding met grindbanken. Bij het Moose Lake, met een mooie reep laaghangende
wolken, houden we even pauze. We zien beer nummer vier, maar wat vinden we het jammer dat er niets van de prachtige Mount
Robson, met 3954 meter de hoogste van de Canadese Rockies, te zien is. De camping dicht bij het visitor center laten we voor
wat-ie is. In de hoop op beter weer rijden we door. Minstens naar Valemount, waar ook een camping is. Bij Tête Jaune Cache
gaan we zuidwaarts over de 5, de Yellowhead Highway. Valemount ziet er vreselijk ongezellig uit, het regent nog steeds en
het is nog geen 13.00 uur. Dus verder naar het volgende plaatsje, Blue River, op 90 km.
De vele kaalgekapte hellingen bieden een trieste aanblik. Her en der staat een huis en zo nu en dan zien we rafters op de
Thompson River of een trein. Het is, mede door het slechte weer, een saaie weg. We zien nog een beer en een eland en als
we in Blue River constateren dat we daar op de rommelige camping absoluut niet willen staan, besluiten we deze regio maar
helemaal over te slaan en ons te richten op de volgende etappe, Clearwater en het Wells Gray Provincial Park. Op de 765 hoge
Messiter Summit lezen we over de grote bosbranden die in 1998 het gebied geteisterd hebben.
Gaandeweg wordt het droog en de omgeving steeds mooier. De North Thompson River vormt na Avola een brede vallei. Via Birch
Island, Tiny ontwaart daar drie beren, rijden we naar Clearwater.
Op het Dutch Lake Resort and RV Park, fraai gelegen
aan een klein meer met veel waterlelies, worden we gastvrij ontvangen. De zon schijnt, de temperatuur is prima, alleen een
beetje broeierig. Het sanitair is eenvoudig, met plastic gordijntjes voor de douches.
Een onweersbui met regen noopt ons het namiddagneutje binnen te nuttigen, maar we zijn blij met het mooie stekkie, met elektra
én lakeview. ´s Avonds eten we in het op de camping gelegen Lakeside restaurant. De regen stroomt echter zo met bakken uit
de hemel, dat we niet eens droog op het overdekte terras kunnen zitten. Binnen is het nogal saai, maar met uitzicht op het
meer, de aardige bediening en het prima eten merk je dat niet.
Jasper - Clearwater 326 km.
Dutch Lake RV Resort in Clearwater, 21,50 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Zaterdag 12 juni, Clearwater - Wells Gray Provincial Park v.v.
Het is half bewolkt en de zon schijnt. Het Dutch Lake ligt mooi te zijn. De loon hoort tot de bewoners. Deze parelduiker
is een bijzondere zwart/witte eendachtige vogel met een speciaal geluid, en het symbool van Ontario.
Om 9.25 uur gaan we op weg voor een rit door de oostelijke Cariboo Mountains naar het Wells
Gray Provincial Park. Een land van oude vulkanen, meren en watervallen. Helaas regent het weer. In Clearwater bezoeken
we het Visitor Center voor info over het park. Er is ook internet, maar contact leggen met onze pc thuis lukt niet. Vanwege
de aanwezigheid van zwarte en grizzlyberen, kopen we een berenbel voor tijdens wandelingen. Ze zijn eerder leuk dan effectief
lijkt ons.
Langs de weg naar Wells Gray liggen veel lodges en ranches met paarden en bizons. Bij de waterval van Third Canyon zien we
een zwarte beer. Het weer is halen en brengen, want zo nu en dan schijnt de zon fel en die doet dan de rode Indian paintbrush
op de grasoevers van de snelstromende Murtle River mooi uitkomen. Kort na de ingang van het Wells Gray PP lopen we een trail
naar de Dawson Falls. Als kleine uitvoering van de Niagara Falls, 91 m breed en 18 m hoog, komt daar de Murtle River met
donderend geraas en nevels naar beneden. We vinden het wel spannend, dat er berenmest op het pad ligt. Waar zal er eentje
zitten?
Nog meer natuurschoon krijgen we te zien bij de Helmcken Falls, waar het water, van alweer de Murtle, zich 137 meter naar
beneden stort in een kom van lavawanden in potholes en een regelrechte whirlpool vormt. Een korte trail leidt ons naar de
rand van een canyon met zicht op de werkelijk schitterende waterval, die met het stuivende water en de groene kleur een bijna
tropische allure heeft. We treffen het bijzonder, want de zon schijnt erop.
Na de lunch, in de camper, willen we nog naar het Clearwater Lake. De weg er naar toe is een `dirt road´, onverhard. Maar
wat is onverhard met een stenige bodem? Een kleinere camper rijdt er ook overheen. We kijken of de conditie van de weg dusdanig
is, dat we het wel verantwoord vinden, maar het zit zo vol kuilen en gaten, dat we omkeren. De teleurstelling gaat al snel
over in euforie, als we weer twee beren zien. Eerst een zwarte en later een bruine. Die loopt te grazen van het verse jonge
groen en vindt het wel prima dat we stoppen om hem te fotograferen. Toch houdt hij ons strak in de peiling. Dan steekt hij
de weg over en komt ineens zo dichtbij, dat Ton, die hem hangend uit het geopende raam wil filmen, denkt dat de lens in uiterste
telestand staat. Maar Bruintje is ineens maar een metertje weg. Ton breekt het record raam sluiten.
Kort voor de uitgang van Wells Gray rijden we de gravelroad naar het Green Mountain Viewpoint. Een uitkijktoren geeft ons
een geweldig panorama op onder meer de Cariboo Mountains en Pyramid Mountain, een oude vulkaan. In de verte ligt het Mahood
Lake mysterieus in het licht van zonnestralen die door loodgrijze wolken piepen. De dramatisch dreigende lucht geeft een
extra sfeervol tintje aan het landschap en de donder rommelt.
In Clearwater doen we boodschappen in een Winkel van Sinkel en kopen eindelijk een koekenpan. Af en toe valt een stevige
bui. De temperatuur schommelt tussen de 15 en 20 graden, en met de zon erbij is het echt warm. ´s Avonds eten we weer heerlijk
in het Lakeside restaurant. Boven het meer zien we twee bald eagles en we horen de roep van de loon. Lag dit plekje maar
ergens in Europa.
Clearwater - Wells Gray Provincial Park v.v. 119 km.
Terug naar overzicht
Zaterdag 13 juni, Clearwater - Ashcroft
Met moeite nemen we afscheid van het mooie Dutch Lake en vervolgen onze weg richting westkust. Het is mooi weer en 13 graden.
In het Visitor Center in Clearwater proberen we nogmaals via internet contact met onze computer thuis te maken om digitale
foto´s op te sturen, maar vergeefs. Een medewerker brandt ze nu voor ons op een dvd. Mocht er iets met de laptop gebeuren,
hebben we in elk geval een back-up.
Vandaag gaan we richting Cache Creek. De medewerker, geïnteresseerd in onze route, raadt ons een andere weg aan om daar te
komen dan over Kamloops, waar je in de industrie belandt. Richting 100 Mile House en de Cariboo Highway is er volgens hem
veel moois te zien, onder andere meren, en ook is de weg rustiger.
Bij Little Fort pakken we de 24 naar 100 Mile House. De flink klimmende weg is schitterend en leidt naar een hoogvlakte met
meren, zoals het smaragdgroene Lac des Roches. We passeren Bridge Lake en Sheridan Lake en zijn blij, dat de jongen ons zo
heeft gestuurd. Na Lone Butte, een plaatsje waar veel natives wonen, rijden we rechtstreeks naar de Cariboo Highway, de 97,
en vandaar richting Cache Creek. Bij de Mount Begbie Lookout lunchen we binnen vanwege de harde wind. Die blaast lekker de
wolken weg. Het landschap wordt weidser en vlakker met kreken, meertjes en vele ranches. We krijgen een sms-je, dat er gezinsuitbreiding
is bij familie: Suzanne.
De bergen en groene valleien hebben inmiddels plaatsgemaakt voor heuvels met een meer woestijnachtig karakter. Alleen daar
waar geïrrigeerd wordt voor de landbouw is frisgroen te ontdekken. In Clinton kijken we even rond. Hoewel de highway van
en naar Prince George dwars door het dorp loopt, geven de oude huizen en gebouwen aan de Main street de indruk of de tijd
van de goldrush er stil is blijven staan. Als een filmdecor. Er zijn verschillende antiek- en vlooienmarkten en we verbazen
ons wat er allemaal te vinden is. Van wasknijpers en speelgoed tot landbouwmachines, oude (leger)voertuigen en boten. Dit
Malle Pietje-gebeuren moet een lucratieve business zijn, want dergelijke verzamelingen komen we vaker tegen.
De Cariboo Highway brengt ons in zuidelijke richting door een landschap van bijna kale soms okerkleurige bergen met erosiegeulen.
Her en der ligt een indianennederzetting. Elf km voor Cache Creek bezoeken we de Hat
Creek Ranch. Een historic site, één van de oude postkoetsstations langs de Cariboo Waggon Road. Dit openluchtmuseum houdt
de herinnering aan de pionierstijd levendig met een houten woonhuis, een heel complex met schuren, stallen, paarden, smederij
en roodgele B.X. koetsen. We wanen ons in het decor van een Western. De ranch dateert uit 1860 en is tot 1980 in bedrijf
geweest. Leuk en interessant is tevens een oude nederzetting van de Shuswap indianen, met onder meer een tipi en een stoomhut
voor rituelen. Indianen en blanken woonden er in harmonie samen. We doen niet mee aan een rondleiding, die wordt gegeven
door historisch geklede dames, maar neuzen op eigen gelegenheid rond. We praten met een bewoonster, die eruitziet alsof ze
zo uit North-South is gestapt. Het is een heel leuk intermezzo. Het stempeltje dat we op ons hand krijgen als bewijs dat
we toegang hebben betaald, is nauwelijks te verwijderen en zit er nog dagen op.
Door een ongezellig landschap komen we in Cache Creek, waar we al snel constateren dat de Brookside camping ons niet zal
bevallen. Nogal aso volk en chaotisch. Zo rijden we verder naar Ashcroft,
naar het Legacy Park aan de Thompson River. Een eenvoudig, maar full-service terreintje met slechts 17 plaatsen, slechts
enkele bezet, en zonder beheerder. We blijven er, het is al 17.30 uur. Met een koel drankje onder handbereik gaan we `op
de zon´. Al snel begrijpen we waarom er bijna niemand staat, want het lawaai buldert aan alle kanten. Het terrein ligt tussen
de kolkende rivier en een iets hoger gelegen spoorbaan. Er wordt gerangeerd en regelmatig dendert er een lange goederentrein
langs en het lijkt wel of die over het dak van de camper gaat. Aan de overkant van de rivier rijden eveneens treinen. Later
op de avond wordt het een stuk rustiger. Ashcroft zo lezen we, heeft 1800 inwoners en ligt op 335 meter. En that´s it. Iemand
uit het dorp komt het campinggeld innen.
Clearwater - Astcroft 246 km.
Legacy Park in Ashcroft, 15 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Maandag 14 juni, Ashcroft - Whistler
Ondanks de treinen en de rivier slapen we wonderwel prima. Het weer is goed. Het sanitairgebouwtje préhistorisch, maar schoon.
Voor we richting Whistler gaan, slaan we eten in bij een Safemarkt dicht bij de Fire Hall, een rood houten gebouwtje met
toren, dat het boegbeeld is van Ashcroft. Er gaat ook weer een flinke slok benzine in de RV, die ongeveer 1 op 4 rijdt. Een
aardige vrouw geeft ons spontaan allerlei tips en informatie. Ze adviseert ons om niet over Lytton naar Lillooet te rijden,
maar via de 99 en Pavillion. `Lytton is just a hole in the ground´, zegt ze en spuit er een anekdote over. Op de andere route
zullen we mooie blauw/groene meren zien en een canyon. Het wordt ons duidelijk dat de Canadezen niet zo gecharmeerd zijn
van hun verkeersdrukke rivierdalen. Maar al te graag haar raad opvolgend, rijden we via Cache Creek terug naar de Hat Creek
Ranch, want daar begint de 99. Maar eerst kijken we in Ashcroft nog naar de door haar geprezen hoodoos, de enige bezienswaardigheid
in de redelijke desolate vallei.
Via de 99 komen we door het idyllische Marble
Canyon Provincial Park, met mooie meertjes, zoals het Pavillion Lake in een fraaie scenery. De bijzondere smaragd en
turkwaas kleur van het water zou niet misstaan in één of ander tropisch paradijs. Bij Pavillion rijden we zuidwaarts naar
Lillooet. Opnieuw een droge streek met veel salie. In de diepte vangenwe glimpjes op van de Fraser River. De weg is best
heftig te noemen, met hellingen van 9 á 10 procent. De RV geeft geen krimp, die tuft overal tegen op. Vóór Lilloet is er
een mooi uitzicht op het stadje in het brede dal van de Fraser. Verder gaat het richting Pemberton en Whistler. Voorbij het
prachtige Seton Lake heeft het wel wat weg van centraal Zwitserland. De smalle weg door de Cayoosh Creek is echt spectaculair,
niet alleen vanwege het landschap met hoge besneeuwde bergen. Het wegdek is slecht met gaten en kuilen en regelmatig moeten
we over eenbaans houten bruggen. Alles rammelt in de camper.
Bij het Duffey Lake kun je over drijvende boomstammen bijna naar de overkant lopen. Het fluiten van marmotten is het enige
geluid in de stilte. Het moment dat een buslading toeristen de rust komt verstoren is voor ons het sein om verder te gaan.
Er volgt een 15 km lange steile afdaling, 13 tot 15 procent, naar het Lillooet Lake. Dat betekent vaak afremmen, maar gelukkig
lopen de remmen niet warm. Op een zijweggetje rent een beer. In Mount Currie ziet het er niet naar uit, dat de overwegend
native bevolking in materiële welstand leeft. Na Pemberton rijden we verder door de Coast Mountains naar Whistler en het
Riverside RV Resort & Campground. De
camping met de receptie in een knots van een chalet van logs, boomstammen, ziet er goed uit. De prijs in dit gerenommeerde
luxe wintersportgebied is er ook naar.
We krijgen een code voor het sanitairgebouw en worden gewaarschuwd voor de aanwezigheid van beren. Een paar dagen eerder
hebben die drie tenten vernield. De plek is mooi, met zicht op de Blackcomb Mountains, het skigebied van Whistler. Met het
eten doen we weer lekker makkelijk: magnetron- en ovenmaaltijden, maar wel met de nodige rauwkost voor de vitamientjes. In
de grote supermarkten zien de groente- en fruitafdelingen er heel fris uit. Met sprinkler/nevelinstallaties boven de bakken
is daar niets verlept. ´s Avonds maken we nog een ommetje over de camping, maar zien tot onze teleurstelling (is dat wel
zo?) geen beer. De frisse berglucht tintelt en de heldere avondhemel biedt een hoopvol perspectief op het weersverloop voor
de komende dagen.
Ashcroft - Whistler 226 km.
Riverside RV Resort in Whistler, 51 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Dinsdag 15 juni, Whistler - Nanaimo
De eerste week van de vakantie zit er al op en is omgevlogen. Het is stralend mooi weer en slechts 2,8 graden. De besneeuwde
bergen steken scherp af tegen de strakblauwe lucht. Een plaatje! Na het ontbijt bellen we met onze eigen mobiel naar het
thuisfront. We gaan op weg naar Vancouver Island, maar eerst bezoeken we Whistler
Village. Toch een must als je in deze omgeving bent. Whistler heeft haar bekendheid onder meer te danken aan het jetsetvolkje
dat hier regelmatig neerstrijkt. Zo heeft Bill Gates van Microsoft er ook een optrekje en hij gaf producten namen die je
in Whistler tegenkomt. Het is een vrij nieuw maar sfeervol wintersportplaatsje, beetje European style, in een mooie bergwereld.
We neuzen er lekker rond. De boetiekjes hebben summer sale en zo kopen we voor de helft van de prijs mooie fleece spullen.
Het is inmiddels 18 graden en het is grappig om het geklik van skischoenen in de straatjes te horen. Er wordt nog volop geskied
in de Blackcomb Mountains.
Via de Sea to Sky Highway zakken we af naar Horseshoe Bay bij Vancouver, voor de autoferry naar Nanaimo op Vancouver Island.
Op de radio hoorden we dat de weg richting Squamish wegens werkzaamheden (een meerjarenproject) om 12.00 uur voor een uur
wordt afgesloten. We zijn er net op tijd doorheen. Voorbij Squamish rijden we langs de Howe Sound, een fjord. Kort na een
markant punt, de granietmonoliet Stawamus Chief, bezoeken we de Shannon Falls. Daar vinden we het voor het eerst echt druk
en moeten we ook voor het eerst betalen voor de parking. De invloed van Vancouver? Aan de voet van de 300 meter hoge Shannon
Falls staan woudreuzen, waarnaast we ons kabouters voelen. De bruisende waterval is prachtig.
Na Britannia Beach lunchen we met zicht op de Howe Sound. Om langs de smalle kustweg de oprit te bereiken naar de terminal
van BC Ferries bij Horseshoe Bay, moeten we zo´n 10 km omrijden en de toegang via een aparte rijstrook vanuit Vancouver benaderen.
De oversteek kost 114,75 dollar, verdeeld in 75,75 voor de RV en 4 x 9,75 per persoon. We missen net de boot van 15.00 uur
en moeten in de volle zon twee uur wachten. We sluiten het gas af, dat moet aan boord, en kijken naar de bedrijvigheid die
zo´n terminal voor meerdere lijnen met zich meebrengt. Om 17.00 uur vertrekt de volgeladen ferry naar Vancouver Island en
heeft er meteen flink de vaart in.
We treffen het enorm, want het is zeer helder. Gedurende de anderhalf uur durende overtocht van de Strait of Georgia vormen
de bergen in het oosten een prachtige achtergrond. Geleidelijk tekent Vancouver Island zich steeds meer af. Voor de kust
liggen allerlei eilandjes. We drinken nog wat bij een bar en meren om 18.30 uur af in de haven van Nanaimo. Net ten zuiden
van het stadje gaan we naar de Living Forest Oceanside Campground. Op de beboste camping met sympathieke beheerders is gelukkig
nog plaats met uitzicht op het water. We kopen firewood en houtskool en als de grillroosters uitverkocht blijken, krijgen
we spontaan een oud koelkastrooster te leen voor op de vuurplaats.
De baai met velden drijvende boomstammen is schitterend en wordt gaandeweg de avond steeds mooier, omdat de ondergaande zon
de wereld in een gouden gloed dompelt. We smullen van gegrilde sirloin. Het vuur brandt best in een oude vrachtautovelg.
Op veel campings worden afgedankte velgen gebruikt als firering. De vergezichten tot aan de zich scherp aftekenende Coast
Mountains zijn uniek. De pasteltinten wisselen voortdurend. In de vallende duisternis worden lichtjes zichtbaar van dorpjes
en ferry´s op weg naar Vancouver. Tot laat zitten we bij het vuur. Het kan vaak flink regenen op Vancouver Island, dus we
treffen het enorm.
Deze dag een flinke afstand overbrugd. Anderhalf uur op de BC ferry en tussen Whistler en Nanaimo 127 km gereden.
Living Forest Oceanside RV & Campground
Terug naar overzicht
Woensdag 16 juni, Nanaimo - Tofino
De zon schijnt uitbundig. Riant vanuit ons bed kijken we zo op de Strait of Georgia, die er in het ochtendlicht en bij eb
heel anders uitziet. Tofino aan de westkust is ons doel. Eerst doen we boodschappen in de Port Place Mall. Nanaimo lijkt
een aardig havenplaatsje, maar we laten het voor wat het is. Langs Parksville en Nanoose Bay gaan we richting Port Alberni.
Al snel zijn we in Coombs, een rariteitengehucht, dat de jongen in het Visitor Center in Clearwater ons als attractie aanraadde.
Het is een lekker maf dorp vol humor, compleet met een plastic kasteeltje, minigolfbaan, bijzondere (antiek)winkeltjes en
restaurants, zoals de Old Country Market met `goats on the roof´, waar ook echte geiten op het grasdak rondscharrelen. In
een tweedehands boekwinkel, die grote faam geniet in BC, koopt Ton zes Ludlums.
Dan steken we dwars het bergachtige hart van Vancouver Island over naar de Grote Oceaan. Een prachtige weg langs het MacMillan
Provincial Park. Helaas hebben we geen tijd om de Cathedral Grove te bezoeken, waar 800 jaar oude douglassparren en enorme
ceders staan. Misschien op de terugweg? Bij het mooie Sproat Lake maken we een lunchstop. Lange trucks met enorme boomstammen
komen ons tegemoet. Dat ziet er niet hoopvol uit voor het toch al flink uitgedunde eiland. Er zijn ook diverse milieugroepen
die tegen het kappen in verweer komen. Een deel van het woud aan de Clayoquot Sound wordt al beschermd door provinciale parken
en indianenreservaten.
Het is inmiddels 28 graden en de zon straalt van de hemel. In de Mackenzie Mountains zien we restanten van een enorme bosbrand.
Na de Sutton Pass Summit daalt de weg ter hoogte van het Kennedy Lake 18 procent. De tweebaansweg wordt steeds bochtiger
en ook hobbeliger. Er gaat ook zoveel zwaar verkeer overheen. De camper danst soms over de weg.
Bij de kust en het Pacific Rim National
Park aangekomen brengen we eerst een bezoek aan het op een klip gelegen boeiende Wickaninnish Visitor Center. De parkrangers
geven graag en veel info over de flora en fauna en de trails in het regenwoud. Vanwege berenactiviteit zijn er in de directe
omgeving drie trails afgesloten. Op het eiland wonen zwarte beren, grizzly´s zijn er niet, wolven, mountain lions, deer en
wapiti. En een marmottensoort, die alleen op Vancouver Island voorkomt. Het terras van het bezoekerscentrum biedt een panoramisch
uitzicht op de oceaan en het zandstrand, waar langs de rand veel verweerde boomstammen liggen.
Een paar km voor Tofino komen we bij Mackenzie Beach op het Crystal
Cove Beach Resort. De camping ziet er heel goed uit, met o.a. reuzen van ceders en hemlocksparren, maar helaas zijn er
geen plaatsen aan het strand. We gaan het proberen op de Bella Pacifica Campground, maar dat terrein oogt minder, de RV´s
staan hutje aan mudje, ghettoblasters schetteren en er zijn ook geen strandplaatsen. Dus snel terug naar het luxe Crystal
Cove, waar we nog kunnen kiezen uit vier plaatsen voor de 30 ft camper. Het is amper hoogseizoen en al erg druk. Na ons arriveren
drie RV´s met Nederlanders, die we onderweg diverse keren zagen. Ze hebben geluk dat er nog precies drie grote plaatsen zijn.
De prijs voor de camping is stevig, maar wel inclusief brandhout, zoveel we willen. De kust met rotsen en eilandjes is prachtig.
Mackenzie Beach ligt bezaaid met (mossel)schelpen, krabben en inktvisjes. ´s Avonds grillen we sockeye salmon en sirloin
op de barbecue en eten er rauwkost en ovenfrietjes bij. Met Sauvignon en Merlot uit de Okanagan Valley een maaltijd waar
een restaurant maar moeizaam tegenop kan.
Rond 21.30 maken we met velen aan de baai een schitterende zonsondergang mee. Wat een geluk dat het zulk mooi weer is. De
hemel met windveren en met de steeds dieper wordende oranje gloed is bijzonder mooi. Er hangt een serene rust. Dit is genieten!
Nanaimo - Tofino 217 km.
Crystal Cove Beach Resort in Tofino, 56,71 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Donderdag 17 juni, Pacific Rim National Park
Alweer prachtig weer. Om half tien is het al 20 graden. We gaan wandelen op Long Beach in het Pacific Rim NP. Vanaf een P
aan de bosrand moeten we eerst over rijen boomstammen heen klauteren. De door water en wind verweerde grijze stammen vormen
over vele kilometers de grens tussen het regenwoud en het brede strand. Het is er stil. De golven zijn `moderate´. Niet spectaculair,
maar wel heel mooi. In de stuivende branding wordt gesurft. Best mogelijk dat we vanuit het bos worden geobserveerd door
een zwarte of bruine teddy.
We maken een lange prachtige wandeling langs de rand van het water, dat in het harde zand bijna fossiele golfjes heeft achtergelaten.
Er ligt heel wat spul uit de zee: krabben, schildjes van schaaldieren, wieren, kelp, schelpen enzovoort. Weekdieren in grote
schelpen zijn een lekkernij voor de vele raven, die hier flink uit de kluiten gewassen zijn. Later horen we, dat hoe noordelijker
in Canada, hoe groter deze vogels zijn. Het komt omdat ze daar veel meer en gezonder voedsel kunnen vinden. De afwezigheid
van zeemeeuwen is wel heel opvallend. Hier dus zwarte krassende vogels in plaats van de witte, die met hun speciale geluid
zo kenmerkend zijn voor een kustgebied.
Na dit fraais lopen we één van de negen trails in het park. De Rain Forest Trail voert ons over hellende houten plankieren,
bruggetjes en trappen ruim een kilometer door schitterend regenwoud met honderden jaren oude red cedars en hemlocksparren.
Hoog en met megadikke stammen. Overal staat false lilly of the valley, een soort lelietjes van dalen in struikvorm, en salmon
berry, een soort wilde framboos, waar de vogels gek op zijn. De hanging gardens van varens en mossen en de grote bladeren
van moerasplanten als de skunk cabbage verlenen de vochtige valleitjes een mysterieuze sfeer. Ondanks de droge zonovergoten
dag, druppelt het water overal uit het dikke bladerdak. Witte bloempjes verspreiden een lekkere geur.
Om geen ongenode gast (beer) aan tafel te krijgen, lunchen we in de camper en gaan vervolgens naar het pittoreske vissersdorp
Tofino. Met de houten kerk en huizen doet het Scandinavisch
aan. De ligging aan de Clayoquot Sound is heel erg mooi, evenals het uitzicht op vele eilandjes, Meares Island en besneeuwde
bergen op de achtergrond. In Tofino wonen relatief veel natives. Hun aansprekende kunststijl is in vele voorwerpen in galerieën
en winkeltjes te bewonderen. Vanuit het dorp zijn rondvluchten mogelijk met een watervliegtuigje en whale watching met een
rubber boot.
Op de camping staan we nu naast een 700 jaar oude reus van een ceder, waarnaast de RV maar klein oogt. Het valt ons op dat
veel bloemen en planten die we in het regenwoud zagen, ook op de camping voorkomen. Voor de aanleg van de camping en de vakantieparken
langs de kust is duidelijk een flink stuk regenwoud opgeofferd.
We bellen neef Bob in Delta bij Vancouver dat we over twee dagen in Vancouver zullen zijn. Hij is blij van ons te horen.
Onze vrienden zijn ook van harte welkom. Na de barbecue gaan we weer naar het strand. Als je aan de Pacific bent, moet je
toch de zonsondergang meemaken. En weer is het schitterend. We zitten nog lang bij het vuur en zagen nooit eerder zo´n mooie
sterrenhemel.
Het ritje naar het Pacific Rim National Park en Tofino was 49 km.
Terug naar overzicht
Vrijdag 18 juni, Tofino - Victoria
Opnieuw een heerlijke dag. We gaan naar Victoria. Tot Port Alberni wordt het vanwege het slechte wegdek een lange hobbelige
route, die we genoodzaakt zijn te rijden. Tien km van Ucluelet
besluiten we de omweg te maken naar dat plaatsje, omdat we denken daar nog een redelijke kans te maken om walvissen te zien.
We krijgen er geen spijt van. We lopen een stuk van de Wild Pacific Trail, die ons, hoewel buiten het Pacific Rim NP gelegen,
in het Wickanninish VC met klem werd aangeraden. Ter hoogte van de Broken Islands Group is de kuststrook schitterend. Er
zijn bald eagles en inderdaad, heel dichtbij, een whale! Regelmatig spuitend zwemt hij voorbij. Volgens passanten is het
een killerwhale. We zouden de trail graag helemaal lopen, maar dan halen we Victoria niet op tijd. Vlak bij Ucluelet zijn
twee whitetail deer aan het pootjebaden.
We laten de westkust achter ons. Nu 18 procent omhoog en dat gaat de camper makkelijk af. Opnieuw over de Sutton Pass, die
slechts 175 meter hoog is. De bochten zijn er niet minder om. Ter hoogte van het MacMillan Provincial Park verliezen we veel
tijd in een file vanwege wegwerkzaamheden. Gevolg: weer niet Cathedral Cove bekeken. Als we in het Little Qualicumfalls Provincial
Park lunchen, is het 33 graden in de schaduw. Dus naar binnen met de airco aan, die nu ook ´s avonds en ´s nachts zeer welkom
is.
Via de drukke highway 1 gaan we zuidwaarts. In Chemainus
zweten we peentjes tijdens een leuke wandeling langs de beroemde muurschilderingen. Het is er 43! graden en enorm drukkend.
Richting Vancouver bouwt zich een gigantisch onweer op en in het zuiden worden de besneeuwde toppen zichtbaar van de Olympic
Mountains in de Amerikaanse staat Washington.
Om in Victoria niet op zoek te hoeven naar een camping, informeren we in het Goldstream Provincial Park telefonisch of er
plaats is op camping West Bay in Victoria. Die ligt mooi aan de haven en met een veerbootje kun je zo naar downtown. Helaas,
het kleine terrein is vol. Op Fort Victoria RV Park &Campground
in de voorstad View Royal is nog wel plaats. Daar horen we dat er onweer met veel regen wordt verwacht. Het pal naast een
treinbaan gelegen Fort Victoria is een echt RV park, waar de campers aan weerszijden van glooiende straten zij aan zij op
een rij staan met groenstroken tussen de straten. Het sanitair ziet er goed uit. De attractie van de camping is het historische
Fort Victoria.
Wij willen eten aan de haven in downtown Victoria. Omdat we geen zin hebben om de expeditie met de camper uit te voeren,
gaan we met openbaar vervoer. Op tien minuten lopen is een bushalte. De bus stopt vaak, een taxi was een stuk comfortabeler
geweest, maar dit is leuker. In Victoria stappen we uit in Douglas Street bij Yates en staan meteen temidden van brede winkelboulevards.
We wandelen naar de Inner Harbour, waar `het´ allemaal zou moeten gebeuren. Daar staat ook het parlementsgebouw en het beroemde,
met klimop bedekte, Empress Hotel. In een reisboek zag ik een foto van de oeverpromenade met flanerende mensen in een gezellige
ambiance en een terrasje. En daar hoopte ik te kunnen eten. Het is er ook nu druk. Het restaurant, Milestone, is een publiekstrekker
en zit vol. We kunnen reserveren en het half uur wachttijd overbruggen we met een loopje langs de kade en kraampjes met sieraden,
T-shirts en indianenspulletjes. Bij de Parliaments Buildings contrasteert een grote totempaal leuk met de neogotische bouwwerken.
Koetsjes met paarden rijden toeristen rond en het is er zo Brits als het maar kan.
Bij Milestone kun je naast lekker eten, ook leuk kijken naar alles wat er voorbij trekt. De verlichte gebouwen doen het mooi
in de vallende schemering en de sfeer is met allerlei straatmuzikanten erg gezellig. De bus brengt ons weer terug naar View
Royal. Het is helemaal donker als we naar het RV park teruglopen. De verwachte buien zijn uitgebleven en de mooie zomeravond
duurt voort.
Tofino via Ucluelet naar Victoria 330 km.
Camping Fort Victoria in ViewRoyal, 32,60 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Zaterdag 19 juni, Victoria - Vancouver Burnaby
En alweer is het prachtig weer. Het kan niet op. Tijdens het ontbijt bellen we met onze dochter Manon die met haar gezinnetje
in Frankrijk op vakantie is, en met onze zoon Robert thuis. Leve het mobieltje!
We gaan weer naar het vasteland. Voor we naar de ferry bij Swartz Bay rijden, doen we boodschappen in View Royal. Tegen 12.00
uur zijn we bij de terminal van BC Ferries en kunnen zo de boot naar Tsawwassen bij Vancouver oprijden, tegen betaling van
119,75 weliswaar. De ferry vertrekt meteen. Het is een mooie overtocht, die eerst door schilderachtige baaien voert langs
talloze grote en kleine eilandjes, vaak met villa´s, boothuisjes of vissershuisjes. Bald eagles nestelen in bomen en aan
de andere kant van de Juan de Fuca Strait liggen de bergen van het Olympic National Park in Amerika. En ook Mount Baker,
een besneeuwde slapende vulkaan, eveneens in de staat Washington. In de buurt van Vancouver moet de ferry met een grote bocht
om een gigant van een containerschip met een torenhoge lading.
Bij Tsawwassen, waar we na 1,5 uur afmeren, rijden we even verkeerd, maar al snel vinden we de juiste weg om via Vancouvers
voorsteden Delta en New Westminster naar Burnaby te rijden. De ontvangst op BCRV, het door Nederlanders geleide Burnaby Cariboo RV Park, is aardig. We krijgen veel info. De camping ziet er keurig uit
met veel groen en een mooi sanitairgebouw, en heeft veel te bieden. De zon schijnt en het is 36 graden. Dus luxaflexen dicht
en de airco aan.
In de namiddag haalt Bob ons op. Wat is het leuk om hem na jaren terug te zien! Na een warme begroeting en de kennismaking
met Tiny en Wim rijden we een route die ons al grotendeels bekend voorkomt, langs de Fraser River en over grote bruggen,
en een half uurtje later zijn we bij zijn huis op de Westviewdrive in North Delta. Bob en Gabi wonen leuk, aan de rand van
de bebouwing dicht bij een natuurgebiedje in het vlakke deltagebied van de Fraser. Op het grote terras boven de tuin zitten
we al snel gezellig te praten, terwijl regelmatig bald eagles rondcirkelen. Er komen ook raccoons (wasbeertjes) voor, coyotes
en soms zelfs een beer. Vanwege al dat wild laten ze hun kat nooit buiten lopen. Zoon Boyd en schoondochter Sue komen ook
en de leuke avond met een heerlijke barbecue vliegt om. Tegen middernacht brengt Bob ons terug naar BCRV en met een `tot
ziens, volgend jaar in Nederland´, nemen we afscheid.
Victoria - Vancouver, anderhalf uur op de BC
ferry en 102 km.
Burnaby Cariboo RV Park in Burnaby, 53.42 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Zondag 20 juni, een dagje Vancouver
De onweersstoring is Vancouver compleet voorbij gegaan en het is nog steeds superweer. We willen de westkust niet verlaten
zonder een bezoek aan de stad en gaan naar downtown. Opnieuw met openbaar vervoer. Het is vanaf het BCRV ruim tien minuten
lopen naar de halte Productionway van de SkyTrain. Een onbemande metro, hoog boven de grond. De dagkaartjes á 8 dollar kopen
we aan de balie op het RV park.
We rijden de Millenniumroute. Zeer relaxt reizen en je ziet veel van de stad. Na tig haltes bereiken we het mooie oude Waterfront
Station in downtown, waar het met de ferry- en seabusterminal en een heliport heel levendig is. Het naastgelegen Canada Place,
een imposant gebouw met een decoratief wit dak in de vorm van zeilen, diende aanvankelijk als Canadese paviljoen tijdens
de Expo ´86. Het complex herbergt winkels, restaurants en een Imax theater. Dit staaltje van moderne architectuur is een
fraaie introductie tot Vancouver. De promenades bieden een schitterend uitzicht op de haven, North Vancouver en de daarachter
gelegen Grouse Mountain. Aan weerszijden liggen grote cruiseschepen afgemeerd, waaronder de Statendam.
Wij lopen eerst naar Gastown, een sfeervol historic district met naar Canadese begrippen smalle straten, vol winkels, boetieks
en galerieën. Vlak bij de beroemde steamclock, die al stoomfluitend aangeeft dat er weer een kwartier verstreken is, kunnen
we niet voorbij aan Hill´s Native Art Gastown, een
grote winkel boordevol native-art, van voornamelijk de Haida indianen. Prachtige voorwerpen, van een simpele sleutelhanger
en T-shirts tot schilderijen, gigantische beren en totempalen van houtsnijwerk. Waarschijnlijk heeft de ondernemer slechte
ervaringen met toeristen, want we moeten onze rugzakken afgeven bij de balie. In de winkel, die wel een museum lijkt, kijken
we onze ogen uit. Om geen vervoers- en financiële problemen te krijgen, beperken wij ons tot het kopen van een stukje indiaans
houtsnijwerk voor aan de muur.
Weer terug bij het Canada Place lopen we langs Burrard Inlet over de kilometers lange seawallpromenade naar het Stanley Park.
In de haven, één van de grootste van Noord-Amerika, is het één en al bedrijvigheid, met vracht- en cruiseschepen, plezier-,
speed- en zeilboten en watervliegtuigen. Aan de Coal Harbour eten we bij de Bravo Bistro heerlijke bagels met smoked sockeye
salmon en cream cheese. Stanley Park is niet ver meer. Er zijn veel fietsers, wandelaars en skaters. Het is eb en de drooggevallen
zeebodem ruikt penetrant. De vele Canadese ganzen en purperreigers kunnen hun maaltje zo van de bodem pikken. Langs de Royal
Vancouver Yachtclub en het Deadman´s Island lopen we tot de beroemde kleurrijke totempoles, die veel toeristen trekken.
Omdat we ook naar Chinatown willen en teruglopen te veel tijd vergt, nemen we in het park, waar de sfeer opvallend Engels
is, de bus. Ook daarvoor zijn de dagkaarten geldig. Lijn 19 brengt ons, o.a. door een achterstandswijk met veel junks, waar
(volgens de buschauffeur) toeristen beter niet uit kunnen stappen, naar Chinatown. In West Penderstreet komen we door een
Chinese poort in een andere wereld terecht. Zelfs de straatnaambordjes zien er Chinees uit en de uitgestalde levensmiddelen
zijn op z´n minst exotisch te noemen. We bekijken een deel van de fraaie dr. Sun Yat Sen Gardens en dan wordt het tijd om
ons richting Granville Island te begeven, waar we willen eten. Met bus 8 rijden we terug naar downtown en stappen in Granvillestreet
(met grote shoppingmalls als The Bay) over op de 50. Het neemt meer tijd dan ons lief is en het is al bijna 18.00 uur als
we eindelijk op Granville Island zijn en nog net kunnen zien hoe de winkeltjes sluiten. Maar de restaurants zijn open en
er drijven de lekkerste geuren naar buiten. We slenteren door straatjes en langs scheepswerfjes en zien in het gele restaurant
Bridges een goede gelegenheid om te eten. Omdat je daar een leuk zicht hebt op False Creek, jachthavens en Burrard Bridge,
is het een geliefd stekkie. Je kunt kiezen uit luxe dineren op de eerste verdieping of eenvoudiger kost eten op het terras.
We kiezen voor het laatste en moeten twintig minuten wachten. Het is een leuk eettentje en etentje.
Deze dag heeft de RV geen meter gereden, maar wij wel zo´n 12 km gelopen.
Terug naar overzicht
Maandag 21 juni, Vancouver - Oliver (bij Osoyoos)
Opnieuw een stralend mooie dag! We hebben een lange rit voor de boeg en gaan `back to nature´. Daar hebben we, hoe leuk Victoria
en Vancouver ook waren, erg veel zin in. Via highway 1 rijden we in de richting van Hope. Bij Abbotsford zijn we slechts
drie km van de Amerikaanse grens af. De witte koepel van de besneeuwde Mount Baker in de staat Washington is nu een stuk
dichterbij. We zitten weer in de natuur en het is goed warm. Na Hope voert de 3, de Crownsnest Highway, langs de Hope Slide,
waar ooit een enorme aardverschuiving was. Door mooie dennenbossen gaat het naar de Allison Summit Pass op 1342 meter in
het Manning Provincial Park. Daar
lopen we de mooie Beaver Pond Trail. Er is een complete beverburcht, maar we zien de grote knagers niet. Richting Princeton
staan hellingen vol bruine dennen, doordat, zoals op veel plaatsen in BC, de schadelijke pinebeetle de sapstroom van de bomen
aantast.
Kort na de Sunday Summit rent een bruine beer de weg over. Het gebied dat volgt zit vol oude goud-, zilver- en kopermijnen.
Bij Hedley op Nickel Plate Mountain en Copper Mountain zien we de bovengrondse restanten.
Het landschap blijft schitterend. Richting Keremeos wordt het meer agrarisch. Het klimaat is heel geschikt voor het kweken
van groente en fruit, ook zijn er wijngaarden. Bij Keremeos moeten veel mountains goats in de bergen voorkomen. Het is 34
graden en ze zullen wel ergens lekker in de schaduw liggen, want we er zien niet een. Richting Osoyoos blust de brandweer
een bermbrand. Het is er ook gortdroog met veel sagebrush.
Langs het Osoyoos Lake rijden we noordwaarts naar Oliver, omdat we gehoord hadden, dat daar aan het Gallagher Lake een goede
KOA camping is onder Nederlandse leiding. We worden er hartelijk welkom geheten door Maaike Ammerlaan, die ons allerlei wetenswaardigheden
vertelt. De camping bestaat uit meerdere delen. Wij kiezen voor een plek met Ponderosa pines, niet ver van het meer, en onderaan
een rotswand. Het is er mooi en er heerst een prettige sfeer. Het sanitair is eenvoudig, met plastic gordijntjes voor de
douches, maar schoon.
Tegen de rotsen boven het kleine Gallagher Lake is het spitsuur met af en aan vliegende zwaluwen en duiven. Over het terrein
lopen mountain quails, een kwartelsoort. Vanwege het brandgevaar mogen er op de camping geen kampvuurtjes gemaakt worden
en, omdat we geen barbecue hebben, krijgen we er eentje te leen bij de receptie. Het is een prima avond om buiten te zitten,
maar om half tien vluchten we naar binnen omdat de muggen massaal in de aanval gaan.
Vancouver - Oliver 417 km.
Camping KOA Gallagher Lake in Oliver, 40,45 dollar
per nacht.
Terug naar overzicht
Dinsdag 22 juni, Oliver - Oyama
We brengen de schone barbecue terug en gaan richting Okanagan Lake. De thermometer geeft alweer 27 graden aan. Al snel stoppen
we bij het schitterende Vaseux Lake
in het gelijknamige provincial park. Op een zeer mooi gelegen natuurcamping kunnen we aan de oever komen. De bergen weerspiegelen
prachtig in het water, waar Canadese ganzenfamilies dobberen, waterplanten bloeien en een bedrijvige otter zwemt.
Ons doel is Vernon. Kort na Penticton, waar we winkelen bij een Wal-mart en eten kopen bij een Safeway, lunchen we op een
restarea boven het Okanagan Lake. Het is heet en heiig. Over Peachland en Westbank gaan we verder naar Kelowna, waar vanwege
het aangename klimaat veel gepensioneerden wonen. Ten oosten van het meer zijn hele hellingen en bergruggen zwartgeblakerd
door de enorme bosbranden van 2003. Het totale gebied is niet te overzien, want er is 300.000 ha verbrand. Bij de brug vervolgen
we de rustige westzijde richting Bear Creek Provincial Park. Langs de mooie smalle weg is muledeer-alert, maar ze zitten
goed verstopt. Het Okanagan Lake wordt wel vergeleken met de meren in Noord-Italië. Wij zien dat niet zo. Er zijn ook bergen
en wijngaarden, maar echt geen schilderachtige dorpjes. We vinden het een beetje eentonig, maar misschien komt dat ook wel
omdat het niet helder is en we al zoveel moois in de Rockies en aan de kust hebben gezien. Camping Swan Lake Resort op een
vlakte bij Vernon valt ons zwaar tegen. Verder dus, naar Oyama aan het Kalamalka Lake. Op het Owl's Nest Resort, een terrassencamping,
worden we vriendelijk ontvangen en mogen zelf een plek uitzoeken. In verband met de warmte, 35 graden, nemen we een hoger
gelegen plaats met schaduw en een beetje wind. Beneden op het strandje is het ook goed toeven aan het water.
Omdat we de streek veel te druk vinden, besluiten we er maar één nacht te blijven en weer de bergen op te zoeken, bij Revelstoke.
De vrouw op het bureau vertelt, dat er bij de branden van vorig jaar bij Kelowna 244 huizen zijn verwoest. Veel daarvan zijn
alweer herbouwd. Ze is er nuchter onder: `Het is goed voor de economie´. Maar er lopen wel allerlei claims tegen de brandweer,
die het niet nodig vond om direct na de eerste blikseminslagen in de droge bossen in actie te komen. Het vuur zou wel uitgaan
als het begon te regenen, maar de regen kwam pas uren later en toen was het al uit de hand gelopen. De avond is zeer aangenaam
en om half elf is het nog 23 graden.
Oliver - Oyama, 198 km.
Camping Owls Nest Resort in Oyama, 31 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Woensdag 23 juni, Oyama - Revelstoke
En nog steeds is het prachtig weer. We gaan naar Revelstoke. Over Vernon, Spallumcheen, Armstrong en Enderby rijden we langs
een mooie route noordwaarts. Niet rechtstreeks naar Sicamous, maar we houden eerst richting Salmon Arm aan. Zo rijden we
langer langs het bijzonder mooie Shuswap Lake. Via highway 1 gaat het dan langs Sicamous naar Craigellachie. Een plaatsje
dat weinig voorstelt, maar dat in Canada wereldberoemd is omdat daar in 1885 de `last spike´, de laatste nagel, in de transcontinentale
spoorweg is geslagen. We bezoeken de historic site, waar het oude stationnetje fungeert als souvenirshop, en nemen een kijkje
in een antiek treinstel. Er staat ook een oude stoomloc van de CPR, de Canadian Pacific Railway.
Langs het Three Valley Lake en over de Eagle Pass bereiken we Revelstoke aan de brede Columbia River. Al slingerend door
het stadje, met Victoriaanse pandjes, vinden we de ver van treinbanen gelegen Williamson
Lake Campground. Een eenvoudig terrein en heel rustig, op een groep uitgelaten schoolkinderen na, die net in het meer
heeft gezwommen en zich massaal in het bureau annex winkeltje op het snoep stort.
´s Middags bezoeken we het Mount
Revelstoke National Park. De weg erheen geeft mooi zicht op het stadje Revelstoke, de omringende bergen met de 2735 m
hoge Mount Begbie en de Colombia River. Overal bloeit indian paintbrush en oranje lelies. De schitterende Mount Revelstoke
Summit Parkway brengt ons al klimmend en slingerend zo´n 22 km verder tot waar de weg nog afgesloten is vanwege de sneeuw.
Daar mogen we parkeren en te voet gaan we verder omhoog over de wel al sneeuwvrije weg. In de met smeltwater doordrenkte
bermen steken gele glacier lily´s boven het mos en de keitjes uit. Het zijn de eerste bloemen die verschijnen als de sneeuw
verdwijnt. Het is zonovergoten. De temperatuur is zelfs op deze hoogte heerlijk. Nog hoger kijken we uit over de gletsjers
van de Selkirk Mountains in het noordoosten en de Monashee Mountains in het westen. Wat een mooie wereld! Tussen de sneeuwresten
klinkt overal het gemurmel van prille waterloopjes en her en der spettert een watervalletje. Wild zien we niet, slechts één
chipmunk, maar dat hyperactieve beestje steelt in zijn eentje de show. Na zo´n vier km, bij de parkeerplaats in de buurt
van Balsam Lake, maakt de sneeuw een verdere wandeling in onze zomerse outfit ondoenlijk. In de zomer rijdt daarvandaan een
shuttlebus naar de Meadows in the Sky, de prachtige bloemenweiden rond de 1938 m hoge top van Mount Revelstoke.
Terug op de camping maken we vuur in de firering om te barbecuen. Plotseling steekt er een harde wind op, waardoor er vonken
wegwaaien. Blussen dus, want pal naast de bosrand vinden we het risico op bosbrand te groot. Het vlees gaat in de pan. Ineens
houdt de airco het voor gezien. Ton controleert de zekeringen. Die zijn in orde, maar de aardlekschakelaar ligt eruit. Terugklikken
ervan heeft niet het gewenste resultaat. In de camper wordt het om te smelten. Elders op de camping zijn ook problemen met
elektriciteit.
Oyama - Revelstoke 178 km.
Rondrit Revelstoke NP 63 km.
Williamson Lake Campground in Revelstoke, 24,08 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Donderdag 24 juni, Revelstoke - Balfour
Ondanks de uitval van de airco, of misschien dankzij, want die is best rumoerig, slapen we allemaal goed. Het mooie weer
zet zich voort en wij gaan op weg naar Balfour aan het Kootenay Lake. Naar het zuidoosten dus. Eerst langs de Columbia River
naar Shelter Bay, voor de noordelijkste van de drie ferry´s over het 230 km lange Upper Arrow Lake. Over een bloemenweide
draaft een moose.
In Shelter Bay overbruggen we de wachttijd voor de boot naar Galena Bay met een vers bakje koffie. De flink uit de kluiten
gewassen pont voert ons in twintig minuten over het mooie meer. Alle binnenlandse ferry´s zijn gratis, omdat ze onderdeel
uitmaken van de doorgaande wegen. Meerdere grote trucks met een enorme vracht aan boomstammen maken de oversteek mee. Hoe
houdt die boot het. Hoewel het water niet echt rumoerig is, klotst het bij sleuven en de voorklep het dek op. Over alle grote
meren varen regelmatig sleepboten die honderden boomstammen, door kettingen bij elkaar gehouden als een vlot, verslepen naar
een punt, vanwaar ze verder dienen als materiaal voor de cellulose-industrie.
Aan de overkant koersen we zuidwaarts naar Nakusp. Op de radio horen we van bosbranden bij Vernon, veroorzaakt door bliksem.
De zomer weet echter van geen wijken. Watervallen komen donderend naar beneden door het smeltwater. Overal dartelen vlinders
en meren hebben een rand van gele dotters, zoals het Summit Lake, waar we lunchen. We zien een loon en Canadese ganzen met
ritsen kleintjes. Langs Slocon Lake bereiken we het idyllisch gelegen New Denver. Daar slaan we af om dwars de bergen door
te rijden naar Kaslo. De thermometer geeft 31 graden aan.
Hoewel de zes km lange smalle zijweg naar het historische Sandon
niet van asfalt is voorzien, gaan we het dorp bezoeken. Het is een officiële weg. In het voormalig mijnbouwplaatsje woonden
ooit 5000 mensen. Door de eigen krachtcentrale had het stadje eerder elektra dan Vancouver en Victoria. Van de huizen, vele
hotels en cafés rest nog maar weinig, onder meer vanwege een verwoestende overstroming van de bergbeek in de jaren zestig.
De houten Cityhall uit 1900 verkeert nog in goede staat. Deze omweg is beslist de moeite waard.
Door het dal van de Kaslo River gaan we naar Kaslo. Vanwege de grote kans om een moose te zien, stoppen we bij de Beaver
Lakes. Niets gezien, alleen resten van zilvermijnbouw in deze Selkirk Mountains. Havenstadje Kaslo aan het Kootenay Lake
is een van de weinige boomtowns die de glorietijd van honderd jaar geleden hebben overleefd. Eén van de interessantste Victoriaanse
gebouwen is de Cityhall uit 1910.
Langs het kleine Mirror Lake rijden we de hooggelegen kustweg langs het Kootenay Lake. Helaas is het weer heiig en we vragen
ons af of dat altijd bij die meren het geval is. Van de campings in Balfour laten we ons oog vallen op het rustige kleine
Birch Grove RV Park & Marina
aan een zijarm van het meer. De meeste sites zijn seizoensplaatsen. De aardige eigenares wijst ons een mooie plek. Het bevalt
ons daar wel en we gaan luieren aan het water, waar bij kleine steigers bootjes en boothuisjes drijven. Vlakbij ontdekken
we, op anderhalve meter van de grond, een spechtennest met twee jongen, waar het voedertijd is. Het zijn Northern Flickers.
Aan de overkant van het water zien we purperreigers en osprey´s, die o.a. veel voorkomen in het nabijgelegen Kokanee Glacier
Park, wat een broedgebied is van deze vishaviken. ´s Avonds zitten we uren om een vuurtje, dat we eerst als grill gebruiken.
Het is een prachtige zomeravond met een heldere maan.
Revelstoke - Balfour 245 km.
Birch Grove RV Park in Balfour, 36 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Vrijdag 25 juni, Balfour - Fort Steele
Na toch wat regen en onweer in de nacht is het opnieuw goed weer. De volgende etappeplaats is Fort Steele. Na vier km sluiten
we aan in de rij voor de oversteek van Kootenay Lake met de ferry van Balfour naar Kootenay Bay. We kunnen nog net mee op
de boot van 9.50 uur. Ook deze ferry is gratis. De Osprey 2000 is een fraaie moderne boot. De horloges gaan een uur vooruit,
want de overkant heeft weer Mountain Standard Time. Na 40 minuten zijn we op de oostelijke oever van het Kootenay Lake en
zien we meerdere paalzittende bald eagles. Ter hoogte van Gray Creek wordt het heel toeristisch met vakantiecomplexen en
golfterreinen. Na Sirdar vormt een grote moerasvlakte de overgang tussen Kootenay River en het meer. Een gebied met heel
veel soorten vogels en een eldorado voor birdwatchers.
In Creston doen we boodschappen bij een Overwaitea supermarkt en voorbij Kitchener stoppen we bij de Kidd Creek, een prettig
plekje om te lunchen. Yakh is een geinig oord met veel antiekwinkeltjes. Vanaf dit punt gaat het verder noordwaarts richting
Rocky Mountains. Bij Moyie zien we wild turkeys. De Moyie River vormt een groot meer, het Moyie Lake, en dat staat niet eens
op de kaart.
Zestien km na Cranbrook bereiken we Fort Steele Heritage Town, dat we willen bezoeken. Maar eerst zoeken we een camping.
Boven de Rocky Mountains hangt een donkere lucht, die niet veel goeds belooft. Het is kermis voor de kippen, want de zon
schijnt terwijl het af en toe regent. We kiezen voor het Fort
Steele Resort en RV Park. Een vlak terrein, met een houten saloonachtige receptie, supermarkt en souvenirshop, in de
stijl van het fort. Met mooi zicht op de omringende bergen en de aangrenzende ranch met paarden en struisvogels een aantrekkelijke
camping.
Omdat we verplicht zijn om de banden van de RV zo nu en dan te controleren en die ons te zacht lijken, proberen we ze bij
het tankstation van de camping op de pompen, maar de druk is niet toereikend. Omdat openluchtmuseum Fort Steele om 17.30
uur sluit, stellen we het bezoek uit tot de volgende dag.
De bergen steken in silhouet af tegen gigantische wolkenpartijen. Op afstand onweert het voortdurend. Om 22.00 uur gaan we,
ondanks dat het nog dik 20 graden is, vanwege de regen naar binnen. Met de kaarsen aan wel heel gezellig. Als we nog maar
net in bed liggen schrikken we ons te pletter van een knetterende donderslag. Het weer belooft niet veel goeds.
Balfour - Fort Steele 214 km.
Fort Steele Resort en RV Park, 35,30 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Zaterdag 26 juni, Fort Steele - Lake Louise
Na heel veel regen in de nacht is het zwaar bewolkt. Voor we op weg gaan naar Lake Louise rijden we naar het nabijgelegen
Fort Steele Heritage Town, maar omdat het opnieuw
begint te regenen en er een pak loodgrijze wolken nadert, zien we er vanaf om de historic site te bezoeken. Jammer, want
van diverse mensen hoorden we, dat de ruim zestig oude gebouwen, de stoomtrein en een rondrit met een postkoets de moeite
waard zijn. Al voor Wasa stroomt de regen neer. Er is geen berg te zien en alles ziet er even troosteloos uit. En dat terwijl
deze weg door de Kootenays één van de mooiste delen van de reis moet worden. Toch knapt het op en zien we wat meer van het
landschap. Als het droog is stoppen we aan het Columbia Lake. Met de zon erbij en een wolkenband tegen de bergen is het een
p
rachtige plek. Het lijkt wel of de bermen en taluds met talloze wilde bloemen model hebben gestaan voor ons nieuwe natuurgidsje.
In de buurt van Radium Hot Springs kijken we neer op de brede vallei van de Columbia River met hoodoos. Een tankstation heeft
voldoende lucht om de zachte voorband op te pompen, maar ook daar is geen drukmeter om te controleren of we aan de 80 psi
komen. Na de ingang van het Kootenay
National Park rijden we tussen rode rotsen in de Sinclair Canyon. Bij het Olive Lake, waar we lunchen, meldt het infobord
`bear in area´. Redelijk verse mest op het pad is daar een bewijs van. Toch lopen we een stuk langs het glasheldere meertje,
dat een mooie zeegroene kleur heeft. Stengels van waterplanten zijn duidelijk te zien en hun blaadjes drijven op het water,
waarmee de natuur zelf een impressionistisch schilderij creëert. De beer laat zich niet zien.
Gelukkig blijft het droog en kunnen we volop genieten van het Kootenay NP, dat een aaneenschakeling is van natuurschoon.
Helaas zijn er veel delen verbrand. In het Visitor Center bij Vermillion Crossing lezen we over het verwoestende Verendrye
Fire van vorig jaar. In de buurt van dat Verendrye lopen we een trail naar de Paint Pots, koude minerale bronnen die ijzerhoudende,
geel en rood gekleurde leem naar de oppervlakte halen. De plassen en stroompjes zijn dan ook okerkleurig. Het spul was vroeger
`great medicine´ voor de indianen, die het ook als verfstof gebruikten. Om er te komen moeten we te voet over een wiebelende
hangbru over de Kootenay River. De rode grond contrasteert mooi met het blauw/groene water van de poelen, evenals witte
bloempjes. Met de omringende bomen en hoge bergen, een bijzonder plek en we kunnen ons voorstellen dat het een spiritueel
oord was voor de indianen.
Even verder komen we opnieuw langs uitgestrekte zwartgeblakerde hellingen, onder meer bij Marble Canyon. De wandeling die
we daar willen maken is niet meer mogelijk, omdat zelfs de boardwalks in de canyon zijn verbrand. Evenals de camping, die
we als alternatief hadden voor Lake Louise. Over de Vermillion Pass, 1637 m, rijden we Alberta binnen en ligt British Columbia
weer achter ons. Het Kootenay NP loopt over in het Banff NP.
De kampeerterreinen van de National Park Services zijn helaas nog steeds niet open. Daarom gaan we naar de Lake Louise Trailer Campground. Aan de gate worden we
gewaarschuwd voor de hoge graad van wildactiviteit. Onder andere grizzly´s. Vanwege hun frequente aanwezigheid is het tententerrein
omheind met een `electric fench´. We krijgen na betaling van 78 dollar voor drie nachten plaats 120 toegewezen. Heel ver
naar achteren op de beboste camping, die zich over dik meer dan een kilometer uitstrekt tussen de treinbaan en de Bow River.
De plaatsen liggen aan weerszijden van lange lanen. In de dubbele pull throu staan we naast een zilverkleurige Airstream
caravan. De grote kans op een ontmoeting met een beer geeft het verblijf een extra dimensie. Best wel spannend, temeer daar
de afstanden naar toiletten en douches gigantisch zijn. Het eten koken we met de deur en de ramen dicht. De neus van zo´n
grote harige jongen moet maar even niet te gast gaan.
´s Avonds ben ik niet blij als Ton in zijn eentje even de benen gaat strekken. Ik vind dat hij het risico onderschat. Overal
wordt geadviseerd om in berenhabitat met minstens vier man bij elkaar te lopen. Gezamenlijk heb je dan meer volume en dat
moet beren afschrikken. Als Ton na een half uur nog niet terug is, ga ik hem zoeken. Ook alleen, want de anderen willen de
camper niet uit. Mijn ongerustheid is groter dan mijn angst. Ik verwacht bij het zien van een beer wel in één of andere camper
te kunnen springen. Ik weet in welke richting Ton is gelopen. Na zo´n tweehonderd meter kom ik hem tegen. Hij wil dat ik
meekom om bij de Bow River het fraaie licht van de ondergaande zon op de bergen te zien. We vinden het vanwege de beren,
Ton had al geritsel in de struiken gehoord, niet verantwoord om verder dan de brug naar het eilandje te lopen en willen snel
terug omhoog naar de camping. Als we daar een groepje fotograferende mensen zien, gaan we er meteen naartoe, want er moet
iets te zien zijn. En ja, aan het eind van de camping, zo´n vijftig meter bij ons vandaan is een grizzlybeer met twee grote
jongen. Kippenvel! Niet eens van angst, maar van opwinding om zo dicht bij deze machtige dieren te zijn. Ze eten planten,
kijken af en toe om en na een paar minuten verdwijnen ze tussen het groen. Het is een fantastische ervaring. Even later komt
er al een gewaarschuwde ranger aan om poolshoogte te nemen. Nog vol van onze belevenis drinken we koffie en vinden Tiny en
Wim het jammer dat ze niet mee zijn gegaan. De avondrust wordt regelmatig verstoord door de treinen die op zo´n 80 meter
afstand al toeterend langs denderden. Zo triest hoeveel beren en herten jaarlijks slachtoffer worden van dat treinverkeer.
Fort Steele - Lake Louise 260 km.
Lake Louise Trailer Campground, 26 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Zondag 27 juni, Lake Louise - Moraine Lake v.v.
Diverse keren wakker geworden van de treinen, die ten alle tijde verplicht zijn om hun komst al ver van tevoren aan te kondigen
met luid getoeter. Dat knalt en davert echt door de nacht heen. Om 8.00 uur is het maar 7 graden. Het is ons te gek om met
de camper naar de douches te gaan, maar dat betekent wel een wandeling van bijna 800 meter enkele reis! Gelukkig zijn het
beste douches en hebben we geen ontmoeting met een beer. De ochtendlucht is bijzonder verkwikkend. Pas om 9.30 uur zitten
we aan het ontbijt. Een uurtje later doen we in Lake Louise Village boodschappen in een kleine mall. En we kopen heerlijk
brood bij een German Bakery. In het Visitor Center kunnen we niet voorbij aan de aanlokkelijke winkel van de Bow Trading
Company.
Het is vier km naar het Lake Louise. De grote parkeerplaatsen lopen al helemaal vol, want dit is één van de drukst bezochte
plekken in Canada en het meer met op de achtergrond Mount Victoria is zelfs het meest gefotografeerde meer ter wereld. We
lopen de 2 km lange Lakeside Trail heen en weer. Het grote Fairmont Hotel Château Lake Louise doet nogal potsierlijk aan
in deze mooie bergwereld, maar schitterend gelegen is het zeker. Het is druk en daar proberen de vele Clark´s Nutcrackers
van te profiteren. Deze brutale grijs/witte vogels zijn overal aan het schooien.
Het meer varieert van smaragdgroen tot een melkachtig zeegroen. De kleur verandert met de lichtval voortdurend en de fotogenieke
plekjes rijgen zich aaneen. Aan het eind van de trail, waar vele chipmunks rondscharrelen en fluiten, klimt het pad. Bijna
in file lopen we naar boven. De waterval verderop is nog grotendeels bevroren. Kletteraars hangen aan de rotswanden en muggen
op onze huid.
Moraine Lake ligt 13 km verderop in de wondermooie Valley of Ten Peaks. Ook daar is het behoorlijk druk en kunnen we nog
maar net een parkeerplaatsje bemachtigen. Moraine Lake is van een nog mooier turkwaas dan Lake Louise, omdat het water rechtstreeks
van de gletsjer komt en mineralen meeneemt. We lopen de Moraine Lakeshore Trail in een prachtige inspirerende scenery, waar
peddelslagen van kanoërs zacht weerkaatsen tegen de bergwand. Het ene plekje is nog mooier dan het andere. We doen ook nog
de korte Moraine Lake Rockpile Trail, die met trappen over een steile heuvel naar een viewpoint voert waar van boven af een
schitterend zicht is op het meer en de Wenckchema Peaks. Dit is weer een dag voor superlatieven.
Tegen de avond zijn we terug op de camping. Het deel waar we gisteren de beren zagen, is met rood/witte linten afgezet. Dat
wordt altijd gedaan als die op bezoek komen en het is op meerdere plekken het geval. Het buiten zitten is vanwege de muggen
geen genoegen. Ton ontdekt op zijn zoektocht naar het probleem met de airco onder ons bed een grote ruimte, waar we de koffers
ook makkelijk in hadden kunnen bergen. De oplossing voor de storing aan de airco blijkt eigenlijk heel eenvoudig: de aardlekschakelaar
moet, anders dan thuis, door een zwaar punt heen worden gedrukt. Even een weet. De airco doet het weer, maar nodig is het
niet echt. Later op de avond regent het en de vele treinen houden ons uit de slaap.
Lake Louise - Moraine Lake v.v. 38 km.
Terug naar overzicht
Maandag 28 juni, Lake Louise - Yoho NP en Emerald Lake v.v.
Na de regen is het opnieuw een prachtige dag met een zon die straalt aan een diepblauwe hemel. Ondanks dat het 8 graden is,
ontbijten we buiten aan de picknicktafel en krijgen bezoek van diverse vogels, waaronder grey jays. Die schoffies azen op
ons eten en voeren zelfs duikvluchten uit richting tafel en onze handen. We maken een praatje met de Airstream buren, uit
Scottsdale Arizona, die graag en vaak hiken in de BC Rockies.
Dit wordt een Yoho-dagje en we hebben zo onze eigen variatie op het liedje van de Zeven Dwergen van Sneeuwwitje. Grenzend
aan Banff NP ligt Yoho NP zowat
om de hoek bij Lake Louise. De weg klimt eerst omhoog naar de Kicking Horse Pass, met zijn 1643 meter op de Continental Divide.
Ter hoogte van de Spiral Tunnels speuren we de bergwand af naar een trein. De spoorlijn die daar op de hellingen van Mount
Ogden via enkele lussen en tunnels in korte tijd 400 meter hoogte moet overbruggen, is een bezienswaardigheid. Het kan gebeuren,
dat de kop van een lange trein al uit de laatste tunnel komt, terwijl het eind de eerste tunnel nog in moet rijden. Zo kan
je dezelfde trein zowel naar links als naar rechts zien rijden. Wij zijn er op het verkeerde moment.
In de prachtige vallei van de meanderende Kicking Horse River slaan we rechtsaf naar de Yoho Valley Road, waar de fraaie
natuur ons steeds tot stoppen dwingt: bij de rivier, waar veel bloemen bloeien en grondeekhoorns hun holletjes in en uit
gaan, en bij het kolkende samengaan van de Yoho River en de Kicking Horse. De Yoho Valley Road is vanwege drie smalle zeer
steile haarspeldbochten verboden voor trailers. RV´s langer dan 7 meter moeten diverse keren steken, maar met onze RV van
ruim 9 meter hoeft Ton slechts op één punt één keer steken. Maar er zijn dan ook geen tegenliggers.
Boven gekomen wacht ons bij de Takkakkaw Falls nog meer schoons. In een grootse bergwereld stort daar het water van de Dalygletsjer
254 meter naar beneden. Het stuivende water zet de toeschouwers in de motregen. Wij bekijken het bulderende water iets van
afstand, vanaf schitterende plekjes langs de beek. Maar zelfs daar worden we `beneveld´. Aan een picknicktafel lunchen we
tegenover de waterval. Er zijn slechtere plekjes te bedenken. Op de terugweg valt bij de hairpins helemaal op hoe steil die
bochten zijn. Bij de Upper Spiral Tunnel ontwaren we nu wel een trein, die inderdaad twee kanten oprijdt.
In Field bezoeken we het Visitor Center, rijden vervolgens de Emerald Lake Road en een zijweg naar de natural bridge in de
Kicking Horse River. Daar baant het water zich donderend en schuimend een weg door een groot rotsblok. Het schitterende Emerald
Lake, doet zijn naam eer aan. Het water is echt smaragdgroen, doordat kleine steendeeltjes die in het water zweven vooral
het blauwgroene deel van het daglicht reflecteren. De huurkano´s zijn gewild. Wij lopen langs het water. Aan het eind van
het meer mogen we niet komen vanwege bear-alert: sow mother grizzly with 2 cobs! Dus hetzelfde wandelpad terug, maar dat
maakt niets uit, want het is daar zo bijzonder. Er bloeien onder andere gele orchideeën. Stellar jays en grey jays maken
weer een drukte van jewelste. Dit is een meer van kalender- en screensaverplaatjes. Aan de overkant ligt op Mount Field de
beroemde fossielrijke Burgess Shale, waar veel van te zien is in het Visitor Center in Field.
Langs highway 1 staat een grote zwarte beer op de uitkijk aan de rand van het bos. We hadden gehoopt in elk geval één beer
te zien deze vakantie, maar dit is al nummer zeventien! Ook zien we een muledeer, maar de grootste verrassing op de terugweg
is een groep mountain goats met jongen die over de rotsen loopt. Hun lange witte wintervacht hangt in flarden aan hun lijf.
Nog één blik op de mooie Kicking Horse River en we gaan terug naar de Lake Louise Trailer Campground.
Lake Louise - Yoho NP, inclusief de zijwegen tot de Takakkawfall v.v. en Emerald Lake v.v. 161 km.
Terug naar overzicht
Dinsdag 29 juni, Lake Louise - Calgary
Helaas, de vakantie zit er bijna op. We moeten afscheid nemen van de Rockies. Die laten zich dankzij het prachtige weer wel
van hun mooiste kant zien. We checken uit en gaan nog eventjes naar Lake Louise om o.a. nog even rond te snuffelen in giftshops.
Langs de Bow Valley Parkway liggen twee elks met grote geweien tussen de bomen rustig te herkauwen. Bij een schitterend viewpoint
op de Bow Valley stoppen we omdat er een telefoontje komt van ...... het werk van één van ons. Tja, de vakantie is echt bijna
voorbij. We zien weer een mountain goat. Bij Banff besluiten we niet in één streep naar Calgary te gaan, maar een omweg te
maken via Kananaskis Country. Geen
van ons ziet het zitten om al vroeg op een camping in Calgary te zijn, terwijl er nog veel natuurschoon te zien is. Zo pakken
we na Canmore bij Seebe in het Bow Valley Provincial Park de 40 naar het zuiden. Op de Kananaskis River zijn kanovaarders
en wildwatersurfers in actie. We passeren skipistes, aangelegd voor de Olympische Spelen in 1988 en komen door het mooie
Peter Lougheed Provincial Park. Er is daar nauwelijks verkeer. Op meerdere plekken lopen groepen bighorn sheep op de weg.
Alleen vrouwtjes met lammetjes. Verderop ook mannetjes met grote gekrulde hoorns. In deze tijd van babyboom zoeken ze elkaar
op en hebben geen interesse in het vrouwvolk. Rond de Highwood Pass (2208 m) zijn de rotsen veelkleurig. Het hooggebergte
gaat geleidelijk over in glooiender heuvelland. Ondertussen verandert het weer ook. In het noorden en oosten wordt de hemel
loodgrijs en de donder dreunt.
De omweg heeft ook als voordeel, dat we om de grote bui, die naar de Rockies trekt, heen rijden. Na een half uurtje schijnt
de zon alweer. De bergen, die er inmiddels zwart uitzien, liggen steeds verder achter ons. In het gebied richting Okotoks
staan veel ja-knikkers. Ten zuiden van Calgary is het al een echt prairiegebied met grote ranches en fokkerijen van runderen
zoals Hereford, Angus en Charolais.
Eenmaal bij Calgary waait het hard en als we in de file staan van de avondspits klettert de regen neer. Om 18.00 uur zijn
we op camping Mountain View Farm, 3 km ten oosten van Calgary. Dit terrein is puur gekozen vanwege de gunstige ligging t.o.v.
een camperwasstraat en Cruise Canada. De camping, met voornamelijk seizoenplaatsen en weinig beschutting, stelt niet veel
voor. Het `Mountain View´ slaat in dit vlakke land op een streepje Rocky Mountains 80 km verderop.
Voor een goed restaurant in de buurt wordt steakhouse Chestermere Landing aangeraden, in het 10 km verder gelegen dorp Chestermere.
Het plaatsje aan de 1 en een riviertje is klein, maar het restaurant met uitzicht op het water is prima, evenals het eten.
Het is een reuze gezellige afsluiting van onze campertrip. Terug op de camping ruimen we de RV op en pakken de koffers en
tassen in. Als we naar bed gaan onweert het.
Lake Louise via Kananaskis Country naar Calgary, 347 km.
Camping Mountain View Farm, 29,57 dollar per nacht.
Terug naar overzicht
Woensdag 30 juni, van Calgary via Toronto naar Schiphol
Om 7.00 uur loopt de wekker af. Na het onweer regent het al uren. We vertrekken snel van de camping om in Calgary te ontbijten
en de RV te wassen, want die moet schoon terug. De ontbijttenten zijn niet dik bezaaid in dit deel van Calgary, zodat we
uiteindelijk naar een MacDonalds gaan. Ton vindt zijn egg en bacon bagel best wel lekker, maar mijn yoghurt parfait is nog
grotendeels bevroren en de decaf is een waterig aftreksel van iets dat niet echt op koffie lijkt. Daarna gaan we naar de
32 ste street NE en de quickwash voor de RV. Daar wordt tot onze schrik aangegeven dat campers hoger dan 3,25 m er niet in
mogen. En die van ons is 3,44 meter. Omdat Cruise Canada ons juist deze wasstraat had aangeraden, proberen we het toch maar
en het blijkt net hoog genoeg. Als de camper van buiten wordt gewassen, vegen en soppen Tiny en ik de binnenkant. Vervolgens
tanken we ¾ vol, want zo kregen we de camper ook. Het is 9.20 uur als we de RV terug brengen naar Cruise Canada. Daar wordt
na een checkbeurt alles oké bevonden. We hoeven niets bij te betalen voor de extra persoonlijke uitrustingen die we aan het
begin hadden gekregen. We maken dus ook maar geen gewag van het koekenpannetje en de nodige reparaties die Ton heeft verricht.
De generator hebben we niet nodig gehad. De prettige kampeerstoeltjes en de thermoskan laten we achter voor de volgende huurder.
Even later worden we in een volgepropte taxi naar het airport gebracht. De Rockies verbergen zich onder een dikke laag bewolking.
Het voelt echt als een afscheid. De vliegreis met overstap in Toronto verloopt prima en de volgende ochtend landen we veilig
op Schiphol.
Inclusief de 17 km van de laatste dag, hebben we in totaal 4232 km met de RV gereden. En dat is ons als doorgewinterde caravanners
best bevallen. Rijden en parkeren is in het ruime Canada overal een makkie. Het is wel het handigst als bij het achteruit
rijden iemand buiten aanwijzingen geeft. Ook waren er wat mindere punten, zoals het in- en uitklimmen van de cab-over, met
name ´s nachts. Diezelfde cab-over is ook hinderlijk tijdens het rijden, want aan de tafel van de dinette, die hoger ligt
dan de cabine, kijk je steeds tegen het bed aan. Door het voorraam zie je wel de weg, maar nauwelijks iets van de omgeving.
En opzij kijken wordt beperkt door de hor. Degene die op de slaapbank zit, zit meestentijds dwars, maar bevindt zich wel
dichter achter de bijrijder en ziet wat meer door de voorruit. Dus een volgende keer, en die komt er naar we hopen zeker,
een RV zonder cab-over. Een A 32, een busmodel met slide out. We praten al over een rondreis in 2006 door het westen van de VS.
Terug naar overzicht